In het jaar van verschijnen (1719) werd Robinson Crusoe zeker niet geassocieerd met het genre “kinderboek”, dat trouwens nog niet bestond. Deze onverdiende devaluatie onderging de roman pas later, eerst door toedoen van Jean-Jacques Rousseau, die gevoelig was voor pedagogische strekkingen, vervolgens via velerlei ongelukkige bewerkingen. Robinson Crusoe is de eerste en belangrijkste roman van Daniel Defoe (1659–1731), die tevens de eerste Engelse romanschrijver wordt genoemd. Zijn schepping, onder andere gebaseerd op belevenissen van piratenmatroos Alexander Selkirk, is een van die grote tijdloze meesterwerken uit de wereldliteratuur geworden, zowel door de manier van vertellen – lenig en afwisselend, heel dicht bij de spreektaal – als door de geheimzinnige aantrekkingskracht van het verhaal, dat de zuiverste belichaming is van de wensdroom van ieder mens: helemaal op eigen krachten aangewezen zijn, met niemand iets te maken hebben. Alleen in de natuur – ondanks de fooitjes in de vorm van materiaal en gereedschap die de schrijver hem vanuit het wrak toeschuift – Robinson Crusoe zijn eigen leven, ontdekt de werkelijke waarden en de ongedachte reserves van eigen kracht. Er is iets groots in die figuur met zijn geitenmuts en geweer: hij bedwingt de natuur en is zichzelf genoeg. In Moll Flanders (Prisma Klassieken 3) zou Defoe een vrouwelijke Robinson creëren die zich moest zien staande te houden in de woelingen van het sociale leven.