Na een reis van twee jaar over de wereld is Lemmy Planck weer thuis. In zijn bagage: een manuscript van vierhonderd pagina’s, een schorpioen die hij D’Artagnan heeft gedoopt, en de herinnering aan een korte vriendschap met een Chileense kraandrijver die eerder heeft gewerkt als persoonlijk bewaker van de paus.
Bij thuiskomst treft Lemmy een dikke envelop aan. Het is het dagboek van de Chileen, die het vlak voor zijn dood heeft opgestuurd. Lemmy probeert vergeefs een uitgever te vinden voor zijn eigen manuscript, maar er is des te meer belangstelling voor het dagboek. Niet alleen de uitgever, ook de dochter van de Chileen en de beveiligingsfirma waarvoor haar vader in het Vaticaan heeft gewerkt, tonen opvallend veel belangstelling.
Als het bedrijf met geweld het dagboek probeert te bemachtigen, besluit Lemmy het zelf te lezen. Dat had hij beter niet kunnen doen, want de laatste activeit van de Chileen als persoonlijk bewaker van de paus kunnen het daglicht niet verdragen. Nu Lemmy daarvan op de hoogte is, begint een hilarische achtervolging van iedereen door iedereen. En Lemmy is zijn leven steeds minder zeker.